afwerpen

Conjugations List of Afwerpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerp afwierp afheb afgeworpen
jij, je, uwerpt afwierp afhebt afgeworpen
hij, zij, hetwerpt afwierp afheeft afgeworpen
wijwerpen afwierpen afhebben afgeworpen
julliewerpen afwierpen afhebben afgeworpen
zij, zewerpen afwierpen afhebben afgeworpen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afwerpen with some of the pronouns.

  • Ik werp de bal af.
  • Jij werpt de vruchten af.
  • Hij werpt zijn jas af.
  • Zij werpen de steen af.
  • We werpen de oude ideeën af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afwerpen with some of the pronouns.

  • Ik wierp de bal af.
  • Jij wierp de vruchten af.
  • Hij wierp zijn jas af.
  • Zij wierpen de steen af.
  • We wierpen de oude ideeën af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afwerpen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal afgeworpen.
  • Jij hebt de vruchten afgeworpen.
  • Hij heeft zijn jas afgeworpen.
  • Zij hebben de steen afgeworpen.
  • We hebben de oude ideeën afgeworpen.