railleren

Conjugations List of Railleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrailleerrailleerdeheb gerailleerd
jij, je, urailleertrailleerdehebt gerailleerd
hij, zij, hetrailleertrailleerdeheeft gerailleerd
wijraillerenrailleerdenhebben gerailleerd
jullieraillerenrailleerdenhebben gerailleerd
zij, zeraillerenrailleerdenhebben gerailleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Railleren with some of the pronouns.

  • Ik railleer vaak mijn leerlingen om ze een beetje te plagen.
  • Jij railleert graag je vrienden tijdens het spelletjesavond.
  • Hij railleert zijn collega's met sarcastische opmerkingen.
  • Zij railleert de politicus door zijn beloftes belachelijk te maken.
  • Wij railleeren de buurman omdat hij altijd zo serieus is.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Railleren with some of the pronouns.

  • Vroeger railleerde ik mijn zusje altijd om haar te plagen.
  • Toen ik jonger was, railleerde ik mijn ouders met mijn grappen.
  • Hij railleerde regelmatig zijn buurman voor de lol.
  • Zij railleerde vroeger haar vrienden met haar scherpe humor.
  • In mijn jeugd railleerden wij elkaar constant tijdens het spelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Railleren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren mijn vrienden gerailleerd met een practical joke.
  • Jij hebt al eerder je broer gerailleerd voor de grap.
  • Hij heeft zijn docenten vaak gerailleerd met slimme opmerkingen.
  • Zij heeft de kinderen gerailleerd door hun speelgoed te verstoppen.
  • Wij hebben de hele klas gerailleerd met een nepmuis.