afzinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zink af | zonk af | heb afgezonken |
jij, je, u | zinkt af | zonk af | hebt afgezonken |
hij, zij, het | zinkt af | zonk af | heeft afgezonken |
wij | zinken af | zonken af | hebben afgezonken |
jullie | zinken af | zonken af | hebben afgezonken |
zij, ze | zinken af | zonken af | hebben afgezonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Afzinken with some of the pronouns.
- Ik zink af in de diepe wateren.
- Jij zinkt af in het zwembad.
- Hij/zij/het zinkt af in de rivier.
- Wij zinken af in de oceaan.
- Jullie zinken af in het meer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afzinken with some of the pronouns.
- Ik zonk af in de donkere grot.
- Jij zonk af in de diepe put.
- Hij/zij/het zonk af in het moeras.
- Wij zonken af in de vijver.
- Jullie zonken af in de modder.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afzinken with some of the pronouns.
- Ik ben afgezonken in de put.
- Jij bent afgezonken in het moeras.
- Hij/zij/het is afgezonken in de modder.
- Wij zijn afgezonken in de zee.
- Jullie zijn afgezonken in het moeras.