alloceren

Conjugations List of Alloceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikalloceeralloceerdeheb gealloceerd
jij, je, ualloceertalloceerdehebt gealloceerd
hij, zij, hetalloceertalloceerdeheeft gealloceerd
wijallocerenalloceerdenhebben gealloceerd
jullieallocerenalloceerdenhebben gealloceerd
zij, zeallocerenalloceerdenhebben gealloceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Alloceren with some of the pronouns.

  • Ik alloceer de middelen aan de juiste afdeling.
  • Jij alloceert de budgetten efficiënt.
  • Hij/Zij alloceert de taken naar behoren.
  • Wij alloceren de resources gelijkmatig over het project.
  • Zij alloceren de tijd zorgvuldig voor elke activiteit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Alloceren with some of the pronouns.

  • Vroeger alloceerde ik de middelen handmatig.
  • Toen jij hier werkte, alloceerde je de taken anders.
  • In het verleden alloceerde hij/zij de budgetten naar eigen inzicht.
  • Vroeger alloceren wij de tijd minder gestructureerd.
  • Zij alloceerden de resources willekeurig vóór de herstructurering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Alloceren with some of the pronouns.

  • Ik heb de middelen correct gealloceerd.
  • Jij hebt de financiën nauwkeurig toegewezen.
  • Hij/Zij heeft de projecten op de juiste manier geallocerd.
  • Wij hebben de resources efficiënt verdeeld.
  • Zij hebben de tijd goed gealloceerd voor elke taak.