bespioneren

Conjugations List of Bespioneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbespioneerbespioneerdeheb bespioneerd
jij, je, ubespioneertbespioneerdehebt bespioneerd
hij, zij, hetbespioneertbespioneerdeheeft bespioneerd
wijbespionerenbespioneerdenhebben bespioneerd
julliebespionerenbespioneerdenhebben bespioneerd
zij, zebespionerenbespioneerdenhebben bespioneerd

Presens

Example presens sentences for Bespioneren with some of the pronouns.

  • Ik bespioneer mijn buren.
  • Jij bespioneert de concurrentie.
  • Hij/zij/het bespioneert zijn/haar collega's.
  • Wij bespioneren de verdachten.
  • Zij bespioneren de politici.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bespioneren with some of the pronouns.

  • Vroeger bespioneerde ik mijn klasgenoten.
  • Toen ik jong was, bespioneerde jij ons allemaal.
  • Hij/zij/het bespioneerde het dorp zonder dat iemand het wist.
  • In die tijd bespioneerden wij de politici intensief.
  • Als kind bespioneerden zij de buurtkinderen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bespioneren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn buurman bespioneerd.
  • Jij hebt de geheime documenten bespioneerd.
  • Hij/zij/het heeft haar ex-partner bespioneerd.
  • Wij hebben de vijandelijke agent bespioneerd.
  • Zij hebben de verborgen camera's bespioneerd.