bevuilen

Conjugations List of Bevuilen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbevuilbevuildeheb bevuild
jij, je, ubevuiltbevuildehebt bevuild
hij, zij, hetbevuiltbevuildeheeft bevuild
wijbevuilenbevuildenhebben bevuild
julliebevuilenbevuildenhebben bevuild
zij, zebevuilenbevuildenhebben bevuild

Presens
Beta

Example presens sentences for Bevuilen with some of the pronouns.

  • Ik bevuil de tafel met mijn modderige schoenen.
  • Jij bevuilt het park door je afval op de grond te gooien.
  • Hij/zij/het bevuilt zijn/haar kleren tijdens het werken in de tuin.
  • Wij bevuilen de rivier met chemisch afval.
  • Jullie bevuilen de straten met graffiti.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bevuilen with some of the pronouns.

  • Vroeger bevuilde ik altijd mijn kleren als ik buiten speelde.
  • Toen we jong waren, bevuilde jij regelmatig je gezicht met chocolade.
  • Hij/zij/het bevuilde de badkamer elke keer dat hij/zij er gebruik van maakte.
  • Als kinderen bevuilden wij vaak onze schoenen in de modder.
  • Jullie bevuilden de buurt door vuurwerk af te steken tijdens oud en nieuw.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bevuilen with some of the pronouns.

  • Ik heb de vloer bevuil met koffie toen ik het kopje liet vallen.
  • Jij hebt de keuken bevuild door etensresten achter te laten.
  • Hij/zij/het heeft zijn/haar handen bevuild tijdens het schilderen.
  • Wij hebben het strand bevuild met plastic afval.
  • Jullie hebben de muren bevuild met krijtstrepen.