bijeenhouden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hou bijeen | hield bijeen | heb bijeengehouden |
jij, je, u | houdt bijeen | hield bijeen | hebt bijeengehouden |
hij, zij, het | houdt bijeen | hield bijeen | heeft bijeengehouden |
wij | houden bijeen | hielden bijeen | hebben bijeengehouden |
jullie | houden bijeen | hielden bijeen | hebben bijeengehouden |
zij, ze | houden bijeen | hielden bijeen | hebben bijeengehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijeenhouden with some of the pronouns.
- Ik houd de groep bijeen tijdens de excursie.
- Jij houdt de documenten bijeen in de map.
- Hij houdt zijn zenuwen bijeen voor de presentatie.
- Wij houden alle benodigdheden bijeen in de kast.
- Zij houden de familietradities bijeen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijeenhouden with some of the pronouns.
- Ik hield de groep bijeen tijdens de excursie.
- Jij hield de documenten bijeen in de map.
- Hij hield zijn zenuwen bijeen voor de presentatie.
- Wij hielden alle benodigdheden bijeen in de kast.
- Zij hielden de familietradities bijeen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijeenhouden with some of the pronouns.
- Ik heb de groep bijeen gehouden tijdens de excursie.
- Jij hebt de documenten bijeen gehouden in de map.
- Hij heeft zijn zenuwen bijeen gehouden voor de presentatie.
- Wij hebben alle benodigdheden bijeen gehouden in de kast.
- Zij hebben de familietradities bijeen gehouden.