bevroeden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bevroed | bevroedde | heb bevroed |
jij, je, u | bevroedt | bevroedde | hebt bevroed |
hij, zij, het | bevroedt | bevroedde | heeft bevroed |
wij | bevroeden | bevroedden | hebben bevroed |
jullie | bevroeden | bevroedden | hebben bevroed |
zij, ze | bevroeden | bevroedden | hebben bevroed |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevroeden with some of the pronouns.
- Ik bevroed dat er iets aan de hand is.
- Jij bevroedt misschien wel wat er gaande is.
- Hij/Zij bevroedt dat er een probleem is.
- Wij bevroeden dat er meer informatie nodig is.
- Zij bevroeden dat er sprake is van bedrog.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bevroeden with some of the pronouns.
- Ik bevroedde dat er iets niet klopte.
- Jij bevroedde toen nog niets.
- Hij/Zij bevroedde de gevolgen niet.
- Wij bevroedden dat er complicaties zouden ontstaan.
- Zij bevroedden dat het een moeilijke taak was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevroeden with some of the pronouns.
- Ik heb het al eerder bevroed.
- Jij hebt het juist bevroed.
- Hij/Zij heeft het verkeerd bevroed.
- Wij hebben het collectief bevroed.
- Zij hebben het succesvol bevroed.