platstrijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | strijk plat | streek plat | heb platgestreken |
jij, je, u | strijkt plat | streek plat | hebt platgestreken |
hij, zij, het | strijkt plat | streek plat | heeft platgestreken |
wij | strijken plat | streken plat | hebben platgestreken |
jullie | strijken plat | streken plat | hebben platgestreken |
zij, ze | strijken plat | streken plat | hebben platgestreken |
PresensBeta
Example presens sentences for Platstrijken with some of the pronouns.
- Ik strijk mijn kleren altijd plat.
- Hij of zij strijkt de blouse glad.
- Wij strijken de tafelkleden netjes.
- Jullie strijken de broeken kreukvrij.
- De kinderen strijken hun schooluniformen zelf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Platstrijken with some of the pronouns.
- Vroeger streek ik mijn kleren plat.
- Hij of zij streek de blouse glad.
- Wij streken de tafelkleden netjes.
- Jullie streken de broeken kreukvrij.
- De kinderen streken hun schooluniformen zelf.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Platstrijken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn kleren platgestreken.
- Hij of zij heeft de blouse gladgestreken.
- Wij hebben de tafelkleden netjes gestreken.
- Jullie hebben de broeken kreukvrij gestreken.
- De kinderen hebben hun schooluniformen zelf gestreken.