afpleiten

Conjugations List of Afpleiten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpleit afpleitte afheb afgepleit
jij, je, upleit afpleitte afhebt afgepleit
hij, zij, hetpleit afpleitte afheeft afgepleit
wijpleiten afpleitten afhebben afgepleit
julliepleiten afpleitten afhebben afgepleit
zij, zepleiten afpleitten afhebben afgepleit

Presens
Beta

Example presens sentences for Afpleiten with some of the pronouns.

  • Ik pleit af voor een betere werkomgeving.
  • Jij pleit af tegen discriminatie.
  • Hij/Zij pleit af op basis van feiten.
  • Wij pleiten af voor meer duurzaamheid.
  • Jullie pleiten af voor gelijke rechten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afpleiten with some of the pronouns.

  • Ik pleitte af voor een rechtvaardiger samenleving.
  • Jij pleitte af tegen bezuinigingen in de zorg.
  • Hij/Zij pleitte af op basis van ervaring.
  • Wij pleitten af voor betere arbeidsvoorwaarden.
  • Jullie pleitten af voor hogere belastingen op vervuilende industrieën.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afpleiten with some of the pronouns.

  • Ik heb afgepleit voor een hoger salaris.
  • Jij hebt afgepleit tegen onrechtvaardigheid.
  • Hij/Zij heeft afgepleit op basis van onderzoek.
  • Wij hebben afgepleit voor strengere milieumaatregelen.
  • Jullie hebben afgepleit voor meer investeringen in het onderwijs.