recipiëren

Conjugations List of Recipiëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrecipieerrecipieerdeheb gerecipieerd
jij, je, urecipieertrecipieerdehebt gerecipieerd
hij, zij, hetrecipieertrecipieerdeheeft gerecipieerd
wijrecipiërenrecipieerdenhebben gerecipieerd
jullierecipiërenrecipieerdenhebben gerecipieerd
zij, zerecipiërenrecipieerdenhebben gerecipieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Recipiëren with some of the pronouns.

  • Ik recipieer de brieven van mijn studenten.
  • Jij recipieert de bestellingen in het restaurant.
  • Hij/Zij recipieert de medicijnen in de apotheek.
  • Wij recipiëren de pakketten bij de receptie.
  • Jullie recipiëren de uitnodigingen voor het feest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Recipiëren with some of the pronouns.

  • Ik recipieerde de documenten terwijl ik aan het telefoneren was.
  • Jij recipieerde altijd de post op kantoor.
  • Hij/Zij recipieerde de betalingen elke maand.
  • Wij recipieerden de formulieren tijdens de vergadering.
  • Jullie recipieerden de klachten zorgvuldig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Recipiëren with some of the pronouns.

  • Ik heb gerecipieerd nadat ik de facturen had gecontroleerd.
  • Jij hebt gerecipieerd toen je thuiskwam.
  • Hij/Zij heeft gerecipieerd sinds hij/zij begon met werken.
  • Wij hebben gerecipieerd nadat de levering was aangekomen.
  • Jullie hebben gerecipieerd na het afronden van het project.