paraffineren

Conjugations List of Paraffineren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikparaffineerparaffineerdeheb geparaffineerd
jij, je, uparaffineertparaffineerdehebt geparaffineerd
hij, zij, hetparaffineertparaffineerdeheeft geparaffineerd
wijparaffinerenparaffineerdenhebben geparaffineerd
jullieparaffinerenparaffineerdenhebben geparaffineerd
zij, zeparaffinerenparaffineerdenhebben geparaffineerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Paraffineren with some of the pronouns.

  • Ik paraffineer de kaarsen voor het feest.
  • Jij paraffineert je ski's voordat je gaat skiën.
  • Hij/Zij/Het paraffineert de boter om het langer houdbaar te maken.
  • Wij paraffineren de fruitbomen in de herfst.
  • Jullie paraffineren de kabels om ze waterdicht te maken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Paraffineren with some of the pronouns.

  • Ik paraffineerde de kaarsen voor het feest.
  • Jij paraffineerde je ski's voordat je ging skiën.
  • Hij/Zij/Het paraffineerde de boter om het langer houdbaar te maken.
  • Wij paraffineerden de fruitbomen in de herfst.
  • Jullie paraffineerden de kabels om ze waterdicht te maken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Paraffineren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kaarsen geparafrineerd voor het feest.
  • Jij hebt je ski's geparaffineerd voordat je ging skiën.
  • Hij/Zij/Het heeft de boter geparaffineerd om het langer houdbaar te maken.
  • Wij hebben de fruitbomen geparaffineerd in de herfst.
  • Jullie hebben de kabels geparaffineerd om ze waterdicht te maken.