bijvoederen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | voeder bij | voederde bij | heb bijgevoederd |
jij, je, u | voedert bij | voederde bij | hebt bijgevoederd |
hij, zij, het | voedert bij | voederde bij | heeft bijgevoederd |
wij | voederen bij | voederden bij | hebben bijgevoederd |
jullie | voederen bij | voederden bij | hebben bijgevoederd |
zij, ze | voederen bij | voederden bij | hebben bijgevoederd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijvoederen with some of the pronouns.
- Ik voeder bij tijdens de wintermaanden.
- Jij voedert bij de schapen elke ochtend.
- Hij/Zij/Het voedert bij de vogels in de tuin.
- Wij voederen bij de konijnen extra groente.
- Jullie voederen regelmatig bij tijdens het voeden van de paarden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijvoederen with some of the pronouns.
- Ik voederde bij toen de dieren honger hadden.
- Jij voederde bij na de storm.
- Hij/Zij/Het voederde bij voordat we op vakantie gingen.
- Wij voederden bij tijdens de strenge winter.
- Jullie voederden bij nadat de voedselvoorraad op was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijvoederen with some of the pronouns.
- Ik heb bijgevoederd toen de dieren honger hadden.
- Jij hebt bijgevoederd na de storm.
- Hij/Zij/Het heeft bijgevoederd voordat we op vakantie gingen.
- Wij hebben bijgevoederd tijdens de strenge winter.
- Jullie hebben bijgevoederd nadat de voedselvoorraad op was.