meelokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lok mee | lokte mee | heb meegelokt |
jij, je, u | lokt mee | lokte mee | hebt meegelokt |
hij, zij, het | lokt mee | lokte mee | heeft meegelokt |
wij | lokken mee | lokten mee | hebben meegelokt |
jullie | lokken mee | lokten mee | hebben meegelokt |
zij, ze | lokken mee | lokten mee | hebben meegelokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Meelokken with some of the pronouns.
- Ik lok mensen mee naar het park.
- Jij lokt mensen mee naar het theater.
- Hij/Zij lokt mensen mee naar de winkel.
- Wij lokken mensen mee naar de feestlocatie.
- Jullie lokken mensen mee naar het restaurant.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meelokken with some of the pronouns.
- Ik lokte mensen mee naar het park.
- Jij lokte mensen mee naar het theater.
- Hij/Zij lokte mensen mee naar de winkel.
- Wij lokten mensen mee naar de feestlocatie.
- Jullie lokten mensen mee naar het restaurant.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meelokken with some of the pronouns.
- Ik heb mensen mee gelokt naar het park.
- Jij hebt mensen mee gelokt naar het theater.
- Hij/Zij heeft mensen mee gelokt naar de winkel.
- Wij hebben mensen mee gelokt naar de feestlocatie.
- Jullie hebben mensen mee gelokt naar het restaurant.