bloezen

Conjugations List of Bloezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbloesbloesdeheb gebloesd
jij, je, ubloestbloesdehebt gebloesd
hij, zij, hetbloestbloesdeheeft gebloesd
wijbloezenbloesdenhebben gebloesd
julliebloezenbloesdenhebben gebloesd
zij, zebloezenbloesdenhebben gebloesd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bloezen with some of the pronouns.

  • De bloemen bloezen prachtig in de tuin.
  • Ik bloez altijd wanneer ik verlegen ben.
  • Jij bloez vaak als je boos bent.
  • Hij bloez niet zo vaak, maar als hij het doet, is het opvallend.
  • Wij bloezen samen met de natuur op.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bloezen with some of the pronouns.

  • De bloemen bloezen vroeger prachtig in de tuin.
  • Ik bloezte altijd wanneer ik verlegen was.
  • Jij bloezte vaak als je boos was.
  • Hij bloezte niet zo vaak, maar als hij het deed, was het opvallend.
  • Wij bloezen samen met de natuur op in die tijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bloezen with some of the pronouns.

  • De bloemen hebben prachtig gebloeid in de tuin.
  • Ik heb altijd geblozen wanneer ik verlegen was.
  • Jij hebt vaak geblozen als je boos was.
  • Hij heeft niet zo vaak geblozen, maar als hij het deed, was het opvallend.
  • Wij hebben samen met de natuur opgebloeid.