chargeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | chargeer | chargeerde | heb gechargeerd |
jij, je, u | chargeert | chargeerde | hebt gechargeerd |
hij, zij, het | chargeert | chargeerde | heeft gechargeerd |
wij | chargeren | chargeerden | hebben gechargeerd |
jullie | chargeren | chargeerden | hebben gechargeerd |
zij, ze | chargeren | chargeerden | hebben gechargeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Chargeren with some of the pronouns.
- Ik chargeer regelmatig de problemen in de maatschappij.
- Jij chargeert vaak de uitspraken van politici.
- Hij/Zij/Het chargeert altijd in zijn/haar columns.
- Wij charger(en) de onrechtvaardigheid in deze zaak.
- Jullie charger(en) de situatie te veel aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Chargeren with some of the pronouns.
- Ik chargeerde vroeger vaak tijdens mijn lessen.
- Jij chargeerde regelmatig in jouw toespraken.
- Hij/Zij/Het chargeerde altijd met humor in zijn/haar sketches.
- Wij chargeerden de belachelijkheid van de situatie toen.
- Jullie chargeerden de hypocrisie van de politici destijds.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Chargeren with some of the pronouns.
- Ik heb de problemen in mijn artikel gechargeerd.
- Jij hebt de kwestie scherpzinnig gechargeerd.
- Hij/Zij/Het heeft de misstanden in het bedrijf duidelijk gechargeerd.
- Wij hebben de politieke situatie uitstekend gechargeerd.
- Jullie hebben de absurditeit van de regels perfect gechargeerd.