poken

Conjugations List of Poken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpookpookteheb gepookt
jij, je, upooktpooktehebt gepookt
hij, zij, hetpooktpookteheeft gepookt
wijpokenpooktenhebben gepookt
julliepokenpooktenhebben gepookt
zij, zepokenpooktenhebben gepookt

Presens
Beta

Example presens sentences for Poken with some of the pronouns.

  • Ik poke mijn vriend op Facebook.
  • Jij pookt het vuur aan in de open haard.
  • Hij/Zij pookt in de as van het kampvuur.
  • Wij poken de kolen in de barbecue.
  • Jullie poken voorzichtig in het nest van de vogels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Poken with some of the pronouns.

  • Ik pookte altijd in de tuin als ik klein was.
  • Jij pookte het vuur vaak aan tijdens de kampeervakanties.
  • Hij/Zij pookte nieuwsgierig in de cadeautjes voor zijn/haar verjaardag.
  • Wij pookten regelmatig in de as van het oude haardvuur.
  • Jullie pookten soms in het zand op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Poken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vriend op Facebook gepoked.
  • Jij hebt het vuur aangepookt in de open haard.
  • Hij/Zij heeft in de as van het kampvuur gepookt.
  • Wij hebben de kolen in de barbecue gepookt.
  • Jullie hebben voorzichtig in het nest van de vogels gepookt.