uitmonsteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | monster uit | monsterde uit | heb uitgemonsterd |
jij, je, u | monstert uit | monsterde uit | hebt uitgemonsterd |
hij, zij, het | monstert uit | monsterde uit | heeft uitgemonsterd |
wij | monsteren uit | monsterden uit | hebben uitgemonsterd |
jullie | monsteren uit | monsterden uit | hebben uitgemonsterd |
zij, ze | monsteren uit | monsterden uit | hebben uitgemonsterd |
Presens
Example presens sentences for Uitmonsteren with some of the pronouns.
- Ik monster mijn kleding uit voordat ik ga slapen.
- Jij monstert de nieuwe collectie uit in de winkel.
- Hij/Zij/Het monsterde de oude spullen uit de zolder.
- Wij monsteren onze tassen uit voor de reis.
- Jullie monsteren de schappen uit om de voorraad aan te vullen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Uitmonsteren with some of the pronouns.
- Ik monsterde mijn kleding uit voordat ik ging slapen.
- Jij monsterde de nieuwe collectie uit in de winkel.
- Hij/Zij/Het monsterde de oude spullen uit van de zolder.
- Wij monsterden onze tassen uit voor de reis.
- Jullie monsterden de schappen uit om de voorraad aan te vullen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Uitmonsteren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn kleding uitgemonsterd voordat ik ging slapen.
- Jij hebt de nieuwe collectie uitgemonsterd in de winkel.
- Hij/Zij/Het heeft de oude spullen uitgemonsterd van de zolder.
- Wij hebben onze tassen uitgemonsterd voor de reis.
- Jullie hebben de schappen uitgemonsterd om de voorraad aan te vullen.