bulken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bulk | bulkte | heb gebulkt |
jij, je, u | bulkt | bulkte | hebt gebulkt |
hij, zij, het | bulkt | bulkte | heeft gebulkt |
wij | bulken | bulkten | hebben gebulkt |
jullie | bulken | bulkten | hebben gebulkt |
zij, ze | bulken | bulkten | hebben gebulkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bulken with some of the pronouns.
- Ik bulk vandaag van de honger.
- Jij bulkt altijd van energie.
- Hij/Zij bulkt van zelfvertrouwen.
- Wij bulken van het geld na de loterijwinst.
- Zij bulken van de informatie over dat onderwerp.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bulken with some of the pronouns.
- Ik bulkte altijd van de spanning voor een examen.
- Jij bulkte vroeger van plezier tijdens feestjes.
- Hij/Zij bulkte van woede na het slechte nieuws.
- Wij bulkten van blijdschap toen we de prijs wonnen.
- Zij bulkten van jaloezie na het zien van hun succes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bulken with some of the pronouns.
- Ik heb gebulkt tijdens het buffet gisteren.
- Jij hebt al eerder gebulkt na een zware training.
- Hij/Zij heeft nooit eerder gebulkt zoals nu.
- Wij hebben in die periode flink gebulkt.
- Zij hebben tijdens de vakantie flink gebulkt van lekkernijen.