chemiseren

Conjugations List of Chemiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikchemiseerchemiseerdeheb gechemiseerd
jij, je, uchemiseertchemiseerdehebt gechemiseerd
hij, zij, hetchemiseertchemiseerdeheeft gechemiseerd
wijchemiserenchemiseerdenhebben gechemiseerd
julliechemiserenchemiseerdenhebben gechemiseerd
zij, zechemiserenchemiseerdenhebben gechemiseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Chemiseren with some of the pronouns.

  • Ik chemiseer de kleding voor het feest.
  • Jij chemiseert je blouse elke ochtend.
  • Hij chemiseert zijn overhemden met zorg.
  • Wij chemiseren onze uniformen voor de parade.
  • Zij chemiseren de stoffen voordat ze genaaid worden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Chemiseren with some of the pronouns.

  • Ik chemiseerde de kleding vroeger altijd met de hand.
  • Jij chemiseerde je blouse regelmatig toen je jonger was.
  • Hij chemiseerde zijn overhemden elke week in die tijd.
  • Wij chemiseerden onze uniformen voor elk optreden.
  • Zij chemiseerden de stoffen voorzichtig om beschadiging te voorkomen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Chemiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kleding gisteren gechemiseerd.
  • Jij hebt je blouse al chemiseerd.
  • Hij heeft zijn overhemden netjes gechemiseerd.
  • Wij hebben onze uniformen voor het evenement gechemiseerd.
  • Zij hebben de stoffen vóór het naaien gechemiseerd.