consecreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | consecreer | consecreerde | heb geconsecreerd |
jij, je, u | consecreert | consecreerde | hebt geconsecreerd |
hij, zij, het | consecreert | consecreerde | heeft geconsecreerd |
wij | consecreren | consecreerden | hebben geconsecreerd |
jullie | consecreren | consecreerden | hebben geconsecreerd |
zij, ze | consecreren | consecreerden | hebben geconsecreerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Consecreren with some of the pronouns.
- Ik consecreer de hostie tijdens de mis.
- Jij consecreert het altaar met heilige olie.
- Hij/zij/het consecreert de kathedraal op plechtige wijze.
- Wij consecreren de nieuwe kerk met een speciale ceremonie.
- Jullie consecreren de kelk en het patroon tijdens de eucharistieviering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Consecreren with some of the pronouns.
- Vroeger consecreerde ik vaak brood en wijn tijdens de mis.
- Toen ik jong was, consecreerde jij altijd het altaar met toewijding.
- Hij/zij/het consecreerde regelmatig kerken in het hele land.
- In die tijd consecreerden wij elke maand een nieuwe kapel.
- Jullie consecreerden de offergaven met vreugde en eerbied.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Consecreren with some of the pronouns.
- Ik heb de hostie geconsecreerd tijdens de mis.
- Jij hebt het altaar met heilige olie geconsecreerd.
- Hij/zij/het heeft de kathedraal op plechtige wijze geconsecreerd.
- Wij hebben de nieuwe kerk met een speciale ceremonie geconsecreerd.
- Jullie hebben de kelk en het patroon tijdens de eucharistieviering geconsecreerd.