consummeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | consummeer | consummeerde | heb geconsummeerd |
jij, je, u | consummeert | consummeerde | hebt geconsummeerd |
hij, zij, het | consummeert | consummeerde | heeft geconsummeerd |
wij | consummeren | consummeerden | hebben geconsummeerd |
jullie | consummeren | consummeerden | hebben geconsummeerd |
zij, ze | consummeren | consummeerden | hebben geconsummeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Consummeren with some of the pronouns.
- Ik consumeer dagelijks groenten en fruit.
- Jij consumeert veel koffie tijdens het werk.
- Hij/Zij/Het consumeert graag chocolade.
- Wij consumeren regelmatig biologische producten.
- Jullie consumeren vaak fastfood op vrijdagavond.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Consummeren with some of the pronouns.
- Vroeger consumeerde ik te veel suiker.
- Jij consumeerde altijd gezonde maaltijden toen je jonger was.
- Hij/Zij/Het consumeerde meestal junkfood in het weekend.
- Wij consumeerden elke avond samen een kopje thee.
- Jullie consumeerden vroeger veel frisdrank, maar nu niet meer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Consummeren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een heerlijk diner geconsumeerd.
- Jij hebt al je geld aan luxeproducten geconsumeerd.
- Hij/Zij/Het heeft de hele taart geconsumeerd.
- Wij hebben vorige week een fles wijn geconsumeerd.
- Jullie hebben alle snacks in één keer geconsumeerd.