convoceren

Conjugations List of Convoceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikconvoceerconvoceerdeheb geconvoceerd
jij, je, uconvoceertconvoceerdehebt geconvoceerd
hij, zij, hetconvoceertconvoceerdeheeft geconvoceerd
wijconvocerenconvoceerdenhebben geconvoceerd
jullieconvocerenconvoceerdenhebben geconvoceerd
zij, zeconvocerenconvoceerdenhebben geconvoceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Convoceren with some of the pronouns.

  • Ik convoceer de vergadering elke maandagochtend.
  • Jij convoceert de studenten voor de presentatie.
  • Hij/zij convoceert alle medewerkers voor de training.
  • Wij convoceeren de leden van de vereniging voor de algemene vergadering.
  • Jullie convoceeren de teams voor de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Convoceren with some of the pronouns.

  • Ik convoceerde de vergadering elke maandagochtend.
  • Jij convoceerde de studenten voor de presentatie.
  • Hij/zij convoceerde alle medewerkers voor de training.
  • Wij convoceerden de leden van de vereniging voor de algemene vergadering.
  • Jullie convoceerden de teams voor de wedstrijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Convoceren with some of the pronouns.

  • Ik heb de vergadering geconvoceerd gisteren.
  • Jij hebt de studenten geconvoceerd voor de presentatie.
  • Hij/zij heeft alle medewerkers geconvoceerd voor de training.
  • Wij hebben de leden van de vereniging geconvoceerd voor de algemene vergadering.
  • Jullie hebben de teams geconvoceerd voor de wedstrijd.