dementeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dementeer | dementeerde | ben gedementeerd |
jij, je, u | dementeert | dementeerde | bent gedementeerd |
hij, zij, het | dementeert | dementeerde | is gedementeerd |
wij | dementeren | dementeerden | zijn gedementeerd |
jullie | dementeren | dementeerden | zijn gedementeerd |
zij, ze | dementeren | dementeerden | zijn gedementeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Dementeren with some of the pronouns.
- Ik dementeer.
- Jij dementeert.
- Hij/Zij dementeert.
- Wij dementeren.
- Zij dementeren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dementeren with some of the pronouns.
- Ik dementeerde.
- Jij dementeerde.
- Hij/Zij dementeerde.
- Wij dementeerden.
- Zij dementeerden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dementeren with some of the pronouns.
- Ik heb gedementeerd.
- Jij hebt gedementeerd.
- Hij/Zij heeft gedementeerd.
- Wij hebben gedementeerd.
- Zij hebben gedementeerd.