demoraliseren

Conjugations List of Demoraliseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdemoraliseerdemoraliseerdeheb gedemoraliseerd
jij, je, udemoraliseertdemoraliseerdehebt gedemoraliseerd
hij, zij, hetdemoraliseertdemoraliseerdeheeft gedemoraliseerd
wijdemoraliserendemoraliseerdenhebben gedemoraliseerd
julliedemoraliserendemoraliseerdenhebben gedemoraliseerd
zij, zedemoraliserendemoraliseerdenhebben gedemoraliseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Demoraliseren with some of the pronouns.

  • Ik demoraliseer de tegenstanders met mijn spel.
  • Jij demoraliseert het team met je kritiek.
  • Hij demoraliseert zijn concurrenten met zijn succes.
  • Zij demoraliseren de vijandige troepen met hun moed.
  • Wij demoraliseren de tegenpartij met onze strategie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Demoraliseren with some of the pronouns.

  • Ik demoraliseerde de tegenstanders met mijn spel.
  • Jij demoraliseerde het team met je kritiek.
  • Hij demoraliseerde zijn concurrenten met zijn succes.
  • Zij demoraliseerden de vijandige troepen met hun moed.
  • Wij demoraliseerden de tegenpartij met onze strategie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Demoraliseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de tegenstanders gedemoraliseerd met mijn spel.
  • Jij hebt het team gedemoraliseerd met je kritiek.
  • Hij heeft zijn concurrenten gedemoraliseerd met zijn succes.
  • Zij hebben de vijandige troepen gedemoraliseerd met hun moed.
  • Wij hebben de tegenpartij gedemoraliseerd met onze strategie.