deprimeren

Conjugations List of Deprimeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeprimeerdeprimeerdeheb gedeprimeerd
jij, je, udeprimeertdeprimeerdehebt gedeprimeerd
hij, zij, hetdeprimeertdeprimeerdeheeft gedeprimeerd
wijdeprimerendeprimeerdenhebben gedeprimeerd
julliedeprimerendeprimeerdenhebben gedeprimeerd
zij, zedeprimerendeprimeerdenhebben gedeprimeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Deprimeren with some of the pronouns.

  • Deze situatie deprimeert me.
  • Ik deprireer gemakkelijk door negatief nieuws.
  • Depresseer je niet, er is altijd hoop.
  • Het weer van vandaag maakt me depressief.
  • Depresseren jullie ook zo snel?

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Deprimeren with some of the pronouns.

  • Ik heb me vaak gedeprimeerd gevoeld in mijn leven.
  • Hij is gedeprimeerd geweest sinds zijn relatie uitging.
  • Zij heeft zich gedepreerd gevoeld na het overlijden van haar vriendin.
  • We zijn allemaal wel eens gedepreerd geweest.
  • Jullie hebben je vast wel eens gedeprimeerd gevoeld.