kissebissen

Conjugations List of Kissebissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkissebiskissebisteheb gekissebist
jij, je, ukissebistkissebistehebt gekissebist
hij, zij, hetkissebistkissebisteheeft gekissebist
wijkissebissenkissebistenhebben gekissebist
julliekissebissenkissebistenhebben gekissebist
zij, zekissebissenkissebistenhebben gekissebist

Presens
Beta

Example presens sentences for Kissebissen with some of the pronouns.

  • We kissebissen vaak over kleine dingen.
  • Jullie kissebissen altijd over wie de afwas moet doen.
  • De kinderen kissebissen regelmatig over speelgoed.
  • Ik kissebis met mijn buurman over het geluidsniveau.
  • Wij kissebissen soms over de opvoeding van onze kinderen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kissebissen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, kissebiste ik vaak met mijn broer.
  • Vroeger kissebisten we dagelijks over wie de tv-afstandsbediening mocht vasthouden.
  • Tijdens de reis naar Frankrijk kissebisten ze constant over de route.
  • In mijn vorige baan kissebiste ik regelmatig met mijn baas.
  • Als kind kissebisten we altijd over wie er als eerste mocht kiezen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kissebissen with some of the pronouns.

  • Hij heeft gekissebist met zijn collega tijdens de vergadering.
  • Zij hebben al een paar keer gekissebist over geldzaken.
  • Ik ben in het verleden met mijn vriendin gekissebist over jaloezie.
  • We hebben vorige week gekissebist over wie er mocht rijden.
  • Jullie zijn gisteren flink gekissebist over de vakantiebestemming.