destrueren

Conjugations List of Destrueren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdestrueerdestrueerdeheb gedestrueerd
jij, je, udestrueertdestrueerdehebt gedestrueerd
hij, zij, hetdestrueertdestrueerdeheeft gedestrueerd
wijdestruerendestrueerdenhebben gedestrueerd
julliedestruerendestrueerdenhebben gedestrueerd
zij, zedestruerendestrueerdenhebben gedestrueerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Destrueren with some of the pronouns.

  • Ik destrueer het gebouw.
  • Jij destrueert de muur.
  • Hij/Zij/Het destrueert de brug.
  • Wij destrueren de oude stad.
  • Jullie destrueren de fundamenten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Destrueren with some of the pronouns.

  • Ik destrueerde het gebouw.
  • Jij destrueerde de muur.
  • Hij/Zij/Het destrueerde de brug.
  • Wij destrueerden de oude stad.
  • Jullie destrueerden de fundamenten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Destrueren with some of the pronouns.

  • Ik heb het gebouw gedestrueerd.
  • Jij hebt de muur gedestrueerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de brug gedestrueerd.
  • Wij hebben de oude stad gedestrueerd.
  • Jullie hebben de fundamenten gedestrueerd.