dichttrekken

Conjugations List of Dichttrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek dichttrok dichtheb dichtgetrokken
jij, je, utrekt dichttrok dichthebt dichtgetrokken
hij, zij, hettrekt dichttrok dichtheeft dichtgetrokken
wijtrekken dichttrokken dichthebben dichtgetrokken
jullietrekken dichttrokken dichthebben dichtgetrokken
zij, zetrekken dichttrokken dichthebben dichtgetrokken

Presens

Example presens sentences for Dichttrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek de deur dicht.
  • Jij trekt de gordijnen dicht.
  • Hij trekt zijn jas dicht.
  • Zij trekt de koffer dicht.
  • We trekken de ramen dicht.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Dichttrekken with some of the pronouns.

  • Ik trok de deur dicht.
  • Jij trok de gordijnen dicht.
  • Hij trok zijn jas dicht.
  • Zij trok de koffer dicht.
  • We trokken de ramen dicht.

Perfectum

Example perfectum sentences for Dichttrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb de deur dichtgetrokken.
  • Jij hebt de gordijnen dichtgetrokken.
  • Hij heeft zijn jas dichtgetrokken.
  • Zij heeft de koffer dichtgetrokken.
  • We hebben de ramen dichtgetrokken.