opboksen

Conjugations List of Opboksen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboks opbokste opheb opgebokst
jij, je, ubokst opbokste ophebt opgebokst
hij, zij, hetbokst opbokste opheeft opgebokst
wijboksen opboksten ophebben opgebokst
jullieboksen opboksten ophebben opgebokst
zij, zeboksen opboksten ophebben opgebokst

Presens
Beta

Example presens sentences for Opboksen with some of the pronouns.

  • Ik boks op tegen de moeilijkheden van het leven.
  • Jij bokst op tegen je concurrenten in de sportwereld.
  • Hij/zij/het bokst op tegen zijn/haar angst om te spreken in het openbaar.
  • Wij boksen op tegen de slechte weersomstandigheden tijdens onze trainingen.
  • Jullie boksen op tegen de vooroordelen die mensen hebben.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opboksen with some of the pronouns.

  • Ik bokste op tegen mijn angsten, maar ik gaf niet op.
  • Jij bokste op tegen de obstakels en bleef volhouden.
  • Hij/zij/het bokste op tegen de tegenvallers en bleef optimistisch.
  • Wij boksten op tegen de beperkingen, maar we vonden altijd een oplossing.
  • Jullie boksten op tegen de weerstand en lieten je niet ontmoedigen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opboksen with some of the pronouns.

  • Ik heb opgebokst tegen alle uitdagingen die ik ben tegengekomen.
  • Jij hebt opgebokst tegen de druk van je studie en bent geslaagd.
  • Hij/zij/het heeft opgebokst tegen de kritiek en is sterker geworden.
  • Wij hebben opgebokst tegen de financiĆ«le problemen en zijn erbovenop gekomen.
  • Jullie hebben opgebokst tegen de tegenslagen en zijn doorgegaan.