distribueren

Conjugations List of Distribueren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdistribueerdistribueerdeheb gedistribueerd
jij, je, udistribueertdistribueerdehebt gedistribueerd
hij, zij, hetdistribueertdistribueerdeheeft gedistribueerd
wijdistribuerendistribueerdenhebben gedistribueerd
julliedistribuerendistribueerdenhebben gedistribueerd
zij, zedistribuerendistribueerdenhebben gedistribueerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Distribueren with some of the pronouns.

  • Ik distribueer de folders elke week.
  • Jij distribueert de kranten in de ochtend.
  • Hij/zij distribueert de pakketjes naar de klanten.
  • Wij distribueren de producten wereldwijd.
  • Jullie distribueren de flyers op straat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Distribueren with some of the pronouns.

  • Vroeger distribueerde ik kranten in mijn buurt.
  • Toen ik jong was, deelden wij folders uit voor een bedrijf.
  • Hij/zij bezorgde vroeger tijdschriften bij mensen thuis.
  • Wij verdeelden de pamfletten tijdens het evenement.
  • Jullie stuurden vroeger brochures naar potentiĆ«le klanten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Distribueren with some of the pronouns.

  • Ik heb de brieven gisteren gedistribueerd.
  • Jij hebt de magazines al verspreid.
  • Hij/zij heeft de reclamefolders uitgedeeld.
  • Wij hebben de pakketten op tijd bezorgd.
  • Jullie hebben de flyers overal rondgestuurd.