stukbreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | breek stuk | brak stuk | heb stukgebroken |
jij, je, u | breekt stuk | brak stuk | hebt stukgebroken |
hij, zij, het | breekt stuk | brak stuk | heeft stukgebroken |
wij | breken stuk | braken stuk | hebben stukgebroken |
jullie | breken stuk | braken stuk | hebben stukgebroken |
zij, ze | breken stuk | braken stuk | hebben stukgebroken |
PresensBeta
Example presens sentences for Stukbreken with some of the pronouns.
- Ik breek de vaas per ongeluk stuk.
- Hij breekt regelmatig zijn telefoon stuk.
- Zij breken de takken van de boom stuk voor stuk af.
- We breken elke dag een record stuk.
- Jullie breken vaak je beloftes stuk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stukbreken with some of the pronouns.
- Vroeger brak ik altijd mijn speelgoed stuk.
- Hij brak zijn arm toen hij van de fiets viel.
- Zij braken de ruiten van het verlaten huis stuk.
- We braken samen het brood in gelijke stukken.
- Jullie braken de spiegel per ongeluk stuk tijdens het schoonmaken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stukbreken with some of the pronouns.
- Ik heb de glazen stukgebroken tijdens het afwassen.
- Hij heeft zijn knieën gebroken toen hij viel.
- Zij hebben de fles champagne stukgeslagen tegen de muur.
- We hebben de puzzel in duizend stukjes gebroken.
- Jullie hebben de oude meubels stukgemaakt bij het verhuizen.