doctoreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | doctoreer | doctoreerde | heb gedoctoreerd |
jij, je, u | doctoreert | doctoreerde | hebt gedoctoreerd |
hij, zij, het | doctoreert | doctoreerde | heeft gedoctoreerd |
wij | doctoreren | doctoreerden | hebben gedoctoreerd |
jullie | doctoreren | doctoreerden | hebben gedoctoreerd |
zij, ze | doctoreren | doctoreerden | hebben gedoctoreerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Doctoreren with some of the pronouns.
- Ik doctor-eer aan de universiteit.
- Jij doctor-eert al jarenlang.
- Hij/Zij doctor-eert met veel passie.
- Wij doctor-eren samen aan ons proefschrift.
- Zij doctor-eren in verschillende onderzoeksgebieden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doctoreren with some of the pronouns.
- Vroeger doctor-eerde ik aan de universiteit.
- Jij was al jarenlang aan het doctor-eren.
- Hij/Zij doctor-eerde met veel passie.
- Wij waren samen aan ons proefschrift aan het doctor-eren.
- Zij doctor-eerden in verschillende onderzoeksgebieden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doctoreren with some of the pronouns.
- Ik heb gedoctor-eerd aan de universiteit.
- Jij bent al jarenlang gedoctoreerd.
- Hij/Zij heeft met veel passie gedoctoreerd.
- Wij hebben samen aan ons proefschrift gedoctoreerd.
- Zij hebben in verschillende onderzoeksgebieden gedoctoreerd.