intanden

Conjugations List of Intanden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktand intandde inheb ingetand
jij, je, utandt intandde inhebt ingetand
hij, zij, hettandt intandde inheeft ingetand
wijtanden intandden inhebben ingetand
jullietanden intandden inhebben ingetand
zij, zetanden intandden inhebben ingetand

Presens
Beta

Example presens sentences for Intanden with some of the pronouns.

  • Ik tand in voor de verzekering.
  • Jij tandt in voor de betaling.
  • Hij/Zij tande in voor de veiligheid.
  • Wij tanden in om het probleem op te lossen.
  • Jullie tanden in voor de organisatie van het evenement.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Intanden with some of the pronouns.

  • Ik tandde in voor de verzekering.
  • Jij tandde in voor de betaling.
  • Hij/Zij tandde in voor de veiligheid.
  • Wij tandden in om het probleem op te lossen.
  • Jullie tandden in voor de organisatie van het evenement.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Intanden with some of the pronouns.

  • Ik heb ingetand voor de verzekering.
  • Jij hebt ingetand voor de betaling.
  • Hij/Zij heeft ingetand voor de veiligheid.
  • Wij hebben ingetand om het probleem op te lossen.
  • Jullie hebben ingetand voor de organisatie van het evenement.