demilitariseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | demilitariseer | demilitariseerde | heb gedemilitariseerd |
jij, je, u | demilitariseert | demilitariseerde | hebt gedemilitariseerd |
hij, zij, het | demilitariseert | demilitariseerde | heeft gedemilitariseerd |
wij | demilitariseren | demilitariseerden | hebben gedemilitariseerd |
jullie | demilitariseren | demilitariseerden | hebben gedemilitariseerd |
zij, ze | demilitariseren | demilitariseerden | hebben gedemilitariseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Demilitariseren with some of the pronouns.
- Ik demilitariseer de grens.
- Jij demilitariseert het leger.
- Hij/Zij demilitariseert de wapens.
- Wij demilitariseren de basis.
- Zij demilitariseren de regio.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Demilitariseren with some of the pronouns.
- Ik demilitariseerde de grens.
- Jij demilitariseerde het leger.
- Hij/Zij demilitariseerde de wapens.
- Wij demilitariseerden de basis.
- Zij demilitariseerden de regio.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Demilitariseren with some of the pronouns.
- Ik heb de grens gedemilitariseerd.
- Jij hebt het leger gedemilitariseerd.
- Hij/Zij heeft de wapens gedemilitariseerd.
- Wij hebben de basis gedemilitariseerd.
- Zij hebben de regio gedemilitariseerd.