terugontvangen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontvang terug | ontving terug | heb terugontvangen |
jij, je, u | ontvangt terug | ontving terug | hebt terugontvangen |
hij, zij, het | ontvangt terug | ontving terug | heeft terugontvangen |
wij | ontvangen terug | ontvingen terug | hebben terugontvangen |
jullie | ontvangen terug | ontvingen terug | hebben terugontvangen |
zij, ze | ontvangen terug | ontvingen terug | hebben terugontvangen |
Presens
Example presens sentences for Terugontvangen with some of the pronouns.
- Ik ontvang mijn boek terug.
- Jij ontvangt je sleutels terug.
- Hij/zij/het ontvangt zijn/haar cadeau terug.
- Wij ontvangen de brief terug.
- Jullie ontvangen jullie geld terug.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Terugontvangen with some of the pronouns.
- Ik ontving mijn boek terug.
- Jij ontving je sleutels terug.
- Hij/zij/het ontving zijn/haar cadeau terug.
- Wij ontvingen de brief terug.
- Jullie ontvingen jullie geld terug.
Perfectum
Example perfectum sentences for Terugontvangen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn boek terugontvangen.
- Jij hebt je sleutels terugontvangen.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar cadeau terugontvangen.
- Wij hebben de brief terugontvangen.
- Jullie hebben jullie geld terugontvangen.