gesticuleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gesticuleer | gesticuleerde | heb gegesticuleerd |
jij, je, u | gesticuleert | gesticuleerde | hebt gegesticuleerd |
hij, zij, het | gesticuleert | gesticuleerde | heeft gegesticuleerd |
wij | gesticuleren | gesticuleerden | hebben gegesticuleerd |
jullie | gesticuleren | gesticuleerden | hebben gegesticuleerd |
zij, ze | gesticuleren | gesticuleerden | hebben gegesticuleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gesticuleren with some of the pronouns.
- Ik gesticuleer tijdens het geven van presentaties.
- Hij gesticuleert enthousiast terwijl hij praat.
- Wij gesticuleren om onze woorden kracht bij te zetten.
- Jullie gesticuleren veel als jullie discussiƫren.
- De spreker gesticuleert druk tijdens zijn toespraak.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gesticuleren with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, gesticuleerde ik vaak tijdens gesprekken.
- Hij gesticuleerde zenuwachtig terwijl hij sprak.
- Vroeger gesticuleerden wij meer tijdens interactieve lessen.
- Jullie gesticuleerden vurig tijdens debatten.
- De spreker gesticuleerde rustig en bedachtzaam tijdens zijn voordracht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gesticuleren with some of the pronouns.
- Ik heb gesticuleerd tijdens de vergadering.
- Hij heeft enthousiast gesticuleerd tijdens zijn presentatie.
- Wij hebben veelvuldig gesticuleerd tijdens de workshop.
- Jullie hebben intensief gesticuleerd tijdens de les.
- De spreker heeft expressief gesticuleerd tijdens het symposium.