doorvaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaar door | voer door | heb doorgevaren |
jij, je, u | vaart door | voer door | hebt doorgevaren |
hij, zij, het | vaart door | voer door | heeft doorgevaren |
wij | varen door | voeren door | hebben doorgevaren |
jullie | varen door | voeren door | hebben doorgevaren |
zij, ze | varen door | voeren door | hebben doorgevaren |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorvaren with some of the pronouns.
- Ik vaar door naar de volgende bestemming.
- Jij vaart door ondanks de moeilijkheden.
- Hij/Zij vaart door met zijn/haar werkzaamheden.
- Wij varen door de grachten van Amsterdam.
- Jullie varen door het kanaal richting Rotterdam.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorvaren with some of the pronouns.
- Ik voer door terwijl de zon onderging.
- Jij voer door ondanks de harde wind.
- Hij/Zij voer altijd door, ongeacht de omstandigheden.
- Wij voeren door tot late in de avond.
- Jullie voeren door de smalle rivierbedding.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorvaren with some of the pronouns.
- Ik ben doorgevaren naar de overkant van het meer.
- Jij bent gisteren doorgevaren met de boot.
- Hij/Zij is al meerdere keren doorgevaren in deze regio.
- Wij zijn afgelopen zomer doorgevaren langs de kustlijn.
- Jullie zijn doorgevaren naar een afgelegen eiland.