verontrusten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verontrust | verontrustte | heb verontrust |
jij, je, u | verontrust | verontrustte | hebt verontrust |
hij, zij, het | verontrust | verontrustte | heeft verontrust |
wij | verontrusten | verontrustten | hebben verontrust |
jullie | verontrusten | verontrustten | hebben verontrust |
zij, ze | verontrusten | verontrustten | hebben verontrust |
PresensBeta
Example presens sentences for Verontrusten with some of the pronouns.
- Ik verontrust mijn buurman met mijn lawaai.
- Jij verontrust de kinderen met je harde stem.
- Hij verontrust zijn ouders door laat thuis te komen.
- Wij verontrusten de buren met onze luide muziek.
- Zij verontrusten de docent met hun ongepaste opmerkingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verontrusten with some of the pronouns.
- Ik verontrustte mijn zusje door haar spullen te verstoppen.
- Jij verontrustte de hond door hem te laten schrikken.
- Hij verontrustte zijn collega's met zijn negatieve opmerkingen.
- Wij verontrustten de bezoekers met onze vreemde kostuums.
- Zij verontrustten de klanten met hun onbeleefde gedrag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verontrusten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn moeder verontrust toen ik haar belde.
- Jij hebt de hele buurt verontrust met je gedrag.
- Hij heeft zijn vrienden verontrust door niet op te komen dagen.
- Wij hebben de autoriteiten verontrust met onze protestactie.
- Zij hebben de gemeenschap verontrust met hun criminele activiteiten.