meeregeren

Conjugations List of Meeregeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikregeer meeregeerde meeheb meegeregeerd
jij, je, uregeert meeregeerde meehebt meegeregeerd
hij, zij, hetregeert meeregeerde meeheeft meegeregeerd
wijregeren meeregeerden meehebben meegeregeerd
jullieregeren meeregeerden meehebben meegeregeerd
zij, zeregeren meeregeerden meehebben meegeregeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Meeregeren with some of the pronouns.

  • Ik regeer mee in de gemeenteraad.
  • Jij regeert mee in de gemeenteraad.
  • Hij/Zij regeert mee in de gemeenteraad.
  • Wij regeren mee in de gemeenteraad.
  • Jullie regeren mee in de gemeenteraad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meeregeren with some of the pronouns.

  • Ik regeerde mee in de gemeenteraad.
  • Jij regeerde mee in de gemeenteraad.
  • Hij/Zij regeerde mee in de gemeenteraad.
  • Wij regeerden mee in de gemeenteraad.
  • Jullie regeerden mee in de gemeenteraad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meeregeren with some of the pronouns.

  • Ik heb meegeregeerd in de gemeenteraad.
  • Jij hebt meegeregeerd in de gemeenteraad.
  • Hij/Zij heeft meegeregeerd in de gemeenteraad.
  • Wij hebben meegeregeerd in de gemeenteraad.
  • Jullie hebben meegeregeerd in de gemeenteraad.