noordwesteren

Conjugations List of Noordwesteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknoordwesternoordwesterdeben genoordwesterd
jij, je, unoordwestertnoordwesterdebent genoordwesterd
hij, zij, hetnoordwestertnoordwesterdeis genoordwesterd
wijnoordwesterennoordwesterdenzijn genoordwesterd
jullienoordwesterennoordwesterdenzijn genoordwesterd
zij, zenoordwesterennoordwesterdenzijn genoordwesterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Noordwesteren with some of the pronouns.

  • Het noordwestert vandaag flink.
  • Ik noordwester regelmatig tijdens mijn wandelingen.
  • Jullie noordwesteren altijd enthousiast mee tijdens de zeiltocht.
  • De wind noordwestert stevig over het land.
  • Morgen zal het weer gaan noordwesteren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Noordwesteren with some of the pronouns.

  • Vroeger noordwesterde ik altijd met mijn vader.
  • Toen ik jong was, noordwesterde het vaak in de herfst.
  • Het noordwesterde gisteren zo hard dat de bomen omwaaiden.
  • Tijdens onze vakantie noordwesterde het elke dag.
  • In die periode noordwesterten we regelmatig en genoten van het frisse weer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Noordwesteren with some of the pronouns.

  • Gisteren heb ik flink noordgewest.
  • Hij heeft vaak met succes noordwestert.
  • We zijn al verschillende keren gaan noordwesteren deze zomer.
  • Hebben jullie al eens noordgewest in dit gebied?
  • De storm van vorige week heeft hevig noordwest gewaaid.