favoriseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | favoriseer | favoriseerde | heb gefavoriseerd |
jij, je, u | favoriseert | favoriseerde | hebt gefavoriseerd |
hij, zij, het | favoriseert | favoriseerde | heeft gefavoriseerd |
wij | favoriseren | favoriseerden | hebben gefavoriseerd |
jullie | favoriseren | favoriseerden | hebben gefavoriseerd |
zij, ze | favoriseren | favoriseerden | hebben gefavoriseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Favoriseren with some of the pronouns.
- Ik favoriseer de samenwerking tussen collega's.
- Jij favoriseert duurzaamheid in je levensstijl.
- Hij/Zij/Het favoriseert talentvolle jongeren.
- Wij favoriseren gelijke kansen voor iedereen.
- Zij favoriseren lokale bedrijven en producten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Favoriseren with some of the pronouns.
- Ik favoriseerde de samenwerking tussen collega's.
- Jij favoriseerde duurzaamheid in je levensstijl.
- Hij/Zij/Het favoriseerde talentvolle jongeren.
- Wij favoriseerden gelijke kansen voor iedereen.
- Zij favoriseerden lokale bedrijven en producten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Favoriseren with some of the pronouns.
- Ik heb de samenwerking tussen collega's gefavoriseerd.
- Jij hebt duurzaamheid in je levensstijl gefavoriseerd.
- Hij/Zij/Het heeft talentvolle jongeren gefavoriseerd.
- Wij hebben gelijke kansen voor iedereen gefavoriseerd.
- Zij hebben lokale bedrijven en producten gefavoriseerd.