feliciteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | feliciteer | feliciteerde | heb gefeliciteerd |
jij, je, u | feliciteert | feliciteerde | hebt gefeliciteerd |
hij, zij, het | feliciteert | feliciteerde | heeft gefeliciteerd |
wij | feliciteren | feliciteerden | hebben gefeliciteerd |
jullie | feliciteren | feliciteerden | hebben gefeliciteerd |
zij, ze | feliciteren | feliciteerden | hebben gefeliciteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Feliciteren with some of the pronouns.
- Ik feliciteer je met je verjaardag.
- Wij feliciteren het team met hun overwinning.
- Jullie feliciteren haar met haar nieuwe baan.
- Hij feliciteert zijn zus met haar afstuderen.
- Zij feliciteert hem met zijn promotie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Feliciteren with some of the pronouns.
- Ik feliciteerde je met je verjaardag.
- Wij feliciteerden het team met hun overwinning.
- Jullie feliciteerden haar met haar nieuwe baan.
- Hij feliciteerde zijn zus met haar afstuderen.
- Zij feliciteerde hem met zijn promotie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Feliciteren with some of the pronouns.
- Ik heb je gefeliciteerd met je verjaardag.
- Wij hebben het team gefeliciteerd met hun overwinning.
- Jullie hebben haar gefeliciteerd met haar nieuwe baan.
- Hij heeft zijn zus gefeliciteerd met haar afstuderen.
- Zij heeft hem gefeliciteerd met zijn promotie.