gladmaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maak glad | maakte glad | heb gladgemaakt |
jij, je, u | maakt glad | maakte glad | hebt gladgemaakt |
hij, zij, het | maakt glad | maakte glad | heeft gladgemaakt |
wij | maken glad | maakten glad | hebben gladgemaakt |
jullie | maken glad | maakten glad | hebben gladgemaakt |
zij, ze | maken glad | maakten glad | hebben gladgemaakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Gladmaken with some of the pronouns.
- Ik maak de tafel glad voor het diner.
- Jij maakt je schoenen glad met schoensmeer.
- Hij maakt de muur glad voordat hij gaat verven.
- Zij maken de weg glad voor het verkeer.
- We maken de boter glad voordat we het op brood smeren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gladmaken with some of the pronouns.
- Vroeger maakte ik altijd mijn bed glad voordat ik naar school ging.
- Toen ik jong was, maakte ik mijn eigen kleren glad voordat ik ze aantrok.
- Hij maakte de cake glad met glazuur voordat hij hem serveerde.
- Zij maakten hun huis glad voordat ze het te koop zetten.
- We maakten de muren glad voordat we gingen schilderen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gladmaken with some of the pronouns.
- Ik heb de vloer gladgemaakt voordat de gasten arriveerden.
- Jij hebt je haar gladgemaakt met een stijltang.
- Hij heeft de kras op de auto gladgemaakt met polijstmiddel.
- Zij hebben de rimpels in het papier gladgemaakt met een strijkijzer.
- We hebben de sneeuw op het pad gladgemaakt met een sneeuwschuiver.