haaien

Conjugations List of Haaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhaaihaaideheb gehaaid
jij, je, uhaaithaaidehebt gehaaid
hij, zij, hethaaithaaideheeft gehaaid
wijhaaienhaaidenhebben gehaaid
julliehaaienhaaidenhebben gehaaid
zij, zehaaienhaaidenhebben gehaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Haaien with some of the pronouns.

  • Ik haai vandaag in de zee om te ontspannen.
  • Jij haait regelmatig met je vrienden in het weekend.
  • Hij/Zij haait altijd naar andere schepen als ze voorbijvaren.
  • Wij haaien graag in tropische wateren tijdens onze vakanties.
  • Jullie haaien snel en behendig door de golven heen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Haaien with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, haaiden mijn broer en ik vaak in de oceaan.
  • Vroeger haaiden mensen met primitieve uitrusting.
  • Het weer was slecht, dus we haaiden niet gisteren.
  • Terwijl ik aan het haaien was, zag ik een schildpad langszwemmen.
  • Elke zomer haaiden we langs de kustlijn van Nederland.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Haaien with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week gehaaid in de Caribische Zee.
  • Jij bent al eerder gaan haaien op deze plek.
  • Hij/Zij heeft nog nooit gehaaid in zo'n helder water.
  • Wij hebben samen al vaak gehaaid in deze baai.
  • Jullie zijn al veel haaien tegengekomen tijdens jullie duiken.