opschransen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schrans op | schranste op | heb opgeschranst |
jij, je, u | schranst op | schranste op | hebt opgeschranst |
hij, zij, het | schranst op | schranste op | heeft opgeschranst |
wij | schransen op | schransten op | hebben opgeschranst |
jullie | schransen op | schransten op | hebben opgeschranst |
zij, ze | schransen op | schransten op | hebben opgeschranst |
PresensBeta
Example presens sentences for Opschransen with some of the pronouns.
- Ik schrans op tijdens het feest.
- Jij schranst altijd te veel.
- Hij schranst als een koning.
- Wij schransen graag in goede restaurants.
- Zij schransen met plezier tijdens de vakantie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opschransen with some of the pronouns.
- Ik schrans op tijdens het feest.
- Jij schransde altijd te veel.
- Hij schransde als een koning.
- Wij schransden graag in goede restaurants.
- Zij schransden met plezier tijdens de vakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opschransen with some of the pronouns.
- Ik heb opgeschransd tijdens het feest.
- Jij hebt altijd te veel opgeschransd.
- Hij heeft als een koning opgeschransd.
- Wij hebben graag in goede restaurants opgeschransd.
- Zij hebben met plezier tijdens de vakantie opgeschransd.