binnenhouden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hou binnen | hield binnen | heb binnengehouden |
jij, je, u | houdt binnen | hield binnen | hebt binnengehouden |
hij, zij, het | houdt binnen | hield binnen | heeft binnengehouden |
wij | houden binnen | hielden binnen | hebben binnengehouden |
jullie | houden binnen | hielden binnen | hebben binnengehouden |
zij, ze | houden binnen | hielden binnen | hebben binnengehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Binnenhouden with some of the pronouns.
- Ik houd het binnen.
- Jij houdt het binnen.
- Hij/Zij houdt het binnen.
- Wij houden het binnen.
- Jullie houden het binnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Binnenhouden with some of the pronouns.
- Ik hield het binnen.
- Jij hield het binnen.
- Hij/Zij hield het binnen.
- Wij hielden het binnen.
- Jullie hielden het binnen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Binnenhouden with some of the pronouns.
- Ik heb het binnen gehouden.
- Jij hebt het binnen gehouden.
- Hij/Zij heeft het binnen gehouden.
- Wij hebben het binnen gehouden.
- Jullie hebben het binnen gehouden.