voorstellen

Conjugations List of Voorstellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstel voorstelde voorheb voorgesteld
jij, je, ustelt voorstelde voorhebt voorgesteld
hij, zij, hetstelt voorstelde voorheeft voorgesteld
wijstellen voorstelden voorhebben voorgesteld
julliestellen voorstelden voorhebben voorgesteld
zij, zestellen voorstelden voorhebben voorgesteld

Presens

Example presens sentences for Voorstellen with some of the pronouns.

  • Ik stel me voor aan de nieuwe collega.
  • Hij stelt zich voor als de nieuwe directeur.
  • Jij stelt jezelf voor tijdens de sollicitatie.
  • Wij stellen ons voor op het feestje.
  • Zij stellen zich voor aan de klanten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Voorstellen with some of the pronouns.

  • Ik stelde me voor aan de nieuwe collega.
  • Hij stelde zich voor als de nieuwe directeur.
  • Jij stelde jezelf voor tijdens de sollicitatie.
  • Wij stelden ons voor op het feestje.
  • Zij stelden zich voor aan de klanten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Voorstellen with some of the pronouns.

  • Ik heb me voorgesteld aan de nieuwe collega.
  • Hij heeft zich voorgesteld als de nieuwe directeur.
  • Jij hebt jezelf voorgesteld tijdens de sollicitatie.
  • Wij hebben ons voorgesteld op het feestje.
  • Zij hebben zich voorgesteld aan de klanten.