vervangen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vervang | verving | heb vervangen |
jij, je, u | vervangt | verving | hebt vervangen |
hij, zij, het | vervangt | verving | heeft vervangen |
wij | vervangen | vervingen | hebben vervangen |
jullie | vervangen | vervingen | hebben vervangen |
zij, ze | vervangen | vervingen | hebben vervangen |
PresensBeta
Example presens sentences for Vervangen with some of the pronouns.
- Ik vervang de oude lamp door een nieuwe.
- Jij vervangt je kapotte telefoon met een nieuw model.
- Hij vervangt zijn collega tijdens diens vakantie.
- Wij vervangen de versleten band van onze fietsen.
- Zij vervangen de beschadigde tegels in de keuken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vervangen with some of the pronouns.
- Vroeger verving ik de oude lampen zelf.
- Toen jij je telefoon kwijtraakte, verving je hem meteen.
- Hij verving regelmatig zijn collega wanneer die afwezig was.
- In het verleden vervingen wij de banden van onze fietsen om de paar maanden.
- Vroeger vervingen zij de tegels in de keuken om de paar jaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vervangen with some of the pronouns.
- Ik heb de oude lamp vervangen door een nieuwe.
- Jij hebt je kapotte telefoon vervangen met een nieuw model.
- Hij heeft zijn collega vervangen tijdens diens vakantie.
- Wij hebben de versleten band van onze fietsen vervangen.
- Zij hebben de beschadigde tegels in de keuken vervangen.