wegdraaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | draai weg | draaide weg | heb weggedraaid |
jij, je, u | draait weg | draaide weg | hebt weggedraaid |
hij, zij, het | draait weg | draaide weg | heeft weggedraaid |
wij | draaien weg | draaiden weg | hebben weggedraaid |
jullie | draaien weg | draaiden weg | hebben weggedraaid |
zij, ze | draaien weg | draaiden weg | hebben weggedraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegdraaien with some of the pronouns.
- Ik draai de sleutel weg.
- Jij draait de fles weg.
- Hij draait het stuur weg.
- Zij draait het boek weg.
- We draaien de knop weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegdraaien with some of the pronouns.
- Ik draaide de sleutel weg.
- Jij draaide de fles weg.
- Hij draaide het stuur weg.
- Zij draaide het boek weg.
- We draaiden de knop weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegdraaien with some of the pronouns.
- Ik heb de sleutel weggedraaid.
- Jij hebt de fles weggedraaid.
- Hij heeft het stuur weggedraaid.
- Zij heeft het boek weggedraaid.
- We hebben de knop weggedraaid.